IJSLANDSE HONDEN OP IJSLAND

Tijdens onze eerste reis op IJsland, in 2000, hebben we niet veel honden gezien, laat staan IJslandse Honden. Hoewel, in de West-Fjorden in de buurt van Rauðsdalur op Arnórsstaðir waar, als ik het goed heb, toen nog een piepklein benzinestationnetje was, had die oude baas een hond die verdacht veel op een IJslander leek. En verder was er natuurlijk nog die ene ansichtkaart.

kaart 2000   

Deze reis, wederom op de fiets, moest anders worden. Zelf hebben we inmiddels een IJslandse Hond, drager van de stoere naam Grettir, dus wilden we ze nu ook echt op IJsland zien. Eerst maar eens geïnformeerd bij wat fokkers op IJsland. Bij de twee die we benaderden mochten we langskomen. Een zit in het noordelijke Akureyri en een in het zuidelijke Flúðir. Dat we IJslandse Honden zouden zien stond dus wel vast.

Wij begonnen de tocht in het oosten, in Seyðisfjörður waar de veerboot uit Hanstholm aankomt. Na een klim, waar de honden geen brood van lusten, ging het over de bergpas naar Egilsstaðir.
          Onderweg keken we in alle tuintjes en als we op een boerderij een hond zagen, pakten we de verrekijker erbij, want de gebouwen liggen doorgaans een flink stuk van de weg af. Dit alles zonder het gewenste resultaat. Rond de Lagarfljót, geen IJslandse Hond. Op weg naar en over de Hellisheiði, geen IJslandse Hond. Zagen we al een hond, dan was het iets van een Border-Collie-achtige. Vopnafjörður - niets. Pas toen we wegreden van de camping in Thórshöfn, op weg naar de Jan-van-Genten op Langanes, zagen we bij iemand in de tuin een hond liggen die er een zou kunnen zijn. Bonny stoof direct de tuin in. De hond gedroeg zich als een IJslander en begroette haar hartelijk. De baasjes kwamen erbij en het bleek een 95% raszuivere hond te zijn met de naam Skotta. Haar zoon Spori woonde aan de overkant van de weg. Verder waren er in het dorp of in de omgeving volgens deze mensen geen andere IJslandse Honden. Dit begon er op te lijken, wij gingen echter voor 100%. Na al die afgelegde loze kilometers was dit wel een welkome verrassing.

  
 

We vervolgden onze weg. In Raufarhöfn, in het zwembad (zonder hot-tub, maar met sauna), vertelde de badjuffrouw dat er daar en in de omgeving geen IJslandse Honden waren. In Kópasker idem dito, al was het daar de winkeljuffrouw die ons het “slechte” nieuws bracht. Die ene hond die hier op een IJslander leek, bleek na te hebben aangebeld bij zijn baasje toch van een onbekend ratjetoe te zijn. Op de hele Melrakkaslétta leeft naar het zich laat aanzien dus geen IJslandse Hond.

De binnenlandroute van Asbyrgi, Vesturdalur, Dettifoss naar Reykjahlið aan het Mývatn leek weinig veelbelovend (weg F862). Toch was het in Asbyrgi raak, zij het op een bijzondere manier. In het bezoekerscentrum aldaar was een kleine tentoonstelling van voorwerpen in eigendom van het “Library and Folk Museum” van Kópasker. In een van de vitrinekasten stond een heus stenen(?) beeldje voorstellende een IJslandse Hond. Dit beeldje zou dik honderd jaar oud zijn en de gelijkenis met de honden van nu was treffend. Deze informatie bleek echter niet geheel correct. Volgens het museum, waarmee ik na thuiskomst contact zocht, is het beeldje gemaakt door Guðmundur Þorsteinsson rond 1960 (meer info bij de grote foto's).

 

Sigfus, de doorgaans zeer goed geïnformeerde campingbaas van Bjarg in Reykjahlið kende daar in de omgeving ook geen IJslandse Honden. Hij had deze vraag trouwens nog nooit voorgelegd gekregen. En ook op het daar gevestigde toeristenbureau had niemand die ooit gesteld. Zij bevestigden wat Sigfus al dacht: geen IJslanders daar in de buurt. Een oud baasje had er ooit twee gehad maar sinds zijn overlijden waren ook de honden uit beeld verdwenen.
          Overigens weet wel iedere IJslander waar je het over hebt als je over IJslandse Honden begint. Ze vinden het leuke dieren en noemen zonder moeite de karaktereigenschappen zoals iedere IJslandse Honden bezitter die kent: veel blaffen, eigenwijs en niet al te best luisteren. Het meisje van het toeristenbureau aldaar had wel een heel goede tip: de parkopzichter van Skaftafell (het nationale natuurpark helemaal in het zuiden van het land) bezat er twee die ook nog eens heel goed zouden luisteren. Skaftafell lag op onze route. Weliswaar zouden we er pas over een paar maanden zijn, het klonk echter veelbelovend.
          Inmiddels was onze tocht gevorderd tot Akureyri. Op de camping zagen we verschillende honden. De meeste luisterden heel goed en gedroegen zich zeer onderdanig. Geen IJslanders... Tijdens het winkelen in Akureyri liep een mevrouw te wandelen met een van een afstand gezien veelbelovende hond. Bleek toch weer een half Collie - half IJslander.

Bonny’s eerste deel van de vakantie zat erop. Score: drie Giervalken en nul raszuivere IJslanders. Wie had dat kunnen denken! Nadat ik Bonny op het vliegveld had afgezet en in alle vroegte terug fietste naar de camping, zag ik een wat oudere man aan komen wandelen met twee honden. Zou het? Helaas sprak de man geen Engels, en ik geen IJslands (dit in tegenstelling tot wat sommige mensen denken) en kon ik geen bevestiging krijgen van de raszuiverheid. Ik twijfelde echter wel.
          Tweehonderd meter verder, ter hoogte van de botanische tuin, werd de zoektocht voor mij uiteindelijk beloond. Een hele mooie langharige IJslander kwam aangelopen met zijn bazinnetje. Zij bevestigde dat dit een 100% raszuivere hond was. Helaas had ik mijn fototoestel niet bij me, want de hond was echt een voorbeeld voor het ras. Lekker verhaal: Bonny is IJsland nog niet uit en ik zie er drie in vijf minuten.

Dan moet ik de tijd doden met een beetje rondfietsen rond Akureyri terwijl ik wacht op reserveonderdelen uit Nederland voor de benzinebrander. Eerst voerde de weg naar Laufás, naar de turfboerderij aldaar. Vervolgens ging ik via weg 835 (mooie route!) terug naar de Ringweg 1. Daarna volgde een rondje in de vallei Bárðardalur met de overbekende Goðafoss en de minder bezochte maar mooiere Aldeyjarfoss. Bij terugkomst in Akureyri bleek dat de spullen er nog niet waren. Daarom reed ik maar een rondje langs de kerkjes in de Eyjafjord. De kerkjes liggen vaak bij boerenhoeven en zodoende trof ik geregeld honden. Zonder uitzondering waren dit zeer onderdanige, om niet te zeggen kruiperige, honden. Met de staart tussen de benen keken ze eerst de kat uit de boom. Was het contact eenmaal gelegd dan ging het wel weer, maar dat slaafse bleef. Het waren alle honden met veel Collie bloed. Ik ben er geen liefhebber van.
          Na het laatste kerkje van de tocht, die van Grund (voor IJslandse begrippen lijkt het meer een kathedraal) ging het op de stad op aan. Opeens hoorde ik een bekend geblaf. Zo keffen IJslanders. Niet geheel onverwacht, maar toch stomtoevallig, zie ik het naambordje van de boerderij: Grísará. Dit is de boerderij van de fokster van IJslandse Honden die we bij Bonny’s terugkomst zouden gaan bezoeken. De hond die daar zo waaks naar me staat te blaffen is in elk geval een echte IJslander. Ik zie je over een week of vijf jongen (of dame), en fiets verder. Dit zou sowieso een topdag worden met IJslandse Honden, dat wist ik echter toen nog niet.
          Net voor het vliegveld, vanuit het zuiden komend, ligt de oude weg over de fjord. Zijn taak is overgenomen door Ringweg 1. De oude weg voert door een leuk natuurgebied waar je zo een middag of avond zoek kunt maken. Ik had een middag over voordat ik het pakketje met reserveonderdelen - eindelijk - ’s avonds kon ophalen en besloot de boel eens te gaan verkennen. Ik merk al snel dat het ook een geliefde route is om paard te rijden. En zie ook, dat de ruiters vaak een hond mee laten hollen.
          Zo zit ik op een bankje, bijna aan de overkant van de fjord, energie te tanken in de vorm van Cruesli wanneer ik in de verte weer een groep van een tiental pony’s zie aankomen. Deze wordt vergezeld door twee honden waarvan een met ’n mooie krul in de staart. Helemaal wakker was ik niet, want toen bleek dat het wel verdacht veel om een 100% IJslander ging, was ik te laat met het fototoestel. De bewuste hond nam me van een afstandje nog eens goed op, twijfelde of ie bij me langs zou gaan en besloot toch dat zijn baasje voorrang had en rende achter de pony’s aan. Deze kans had ik dus mooi verprutst. Een beetje balend nam ik nog wat happen...

Een en een is twee, een makkelijk sommetje en de uitkomst ken ik wel. Die dag echter moet ook dat een hele opgave voor mij zijn geweest. Waar is die groep pony’s nu gebleven? Toen herinnerde ik me het bouwsel waar het twee dagen geleden een komen en gaan was toen ik even verderop op de heuvel de kerk van Kaupang aan het fotograferen was. Het lag zeer voor de hand dat de groep daar gestopt zou zijn, en dus ook die hond.
          Met versnelde pas ging ik op de stal aan. In de verte zie ik de hond, z’n vermoedelijke baasje en een auto waar ze naar op weg zijn. Het zal toch niet dat deze black-out me nu alsnog deze tweede kans kost? Gelukkig pakken ze alleen wat uit de auto. Bij het stalletje gekomen zie ik tientallen pony’s en drie honden. Iets van een Border-Collie, één die leek op een IJslander maar half Collie / half IJslander bleek en één vrolijke, oprechte IJslander die al snel bij me kwam liggen. De eigenaar zelf sprak geen Engels, wel de aanwezige meisjes die paard hadden gereden en de toevallig aanwezige dierenarts. “Dat is een 100% zuivere IJslander,” sprak deze, en voegde daar met een veelbetekenende lach aan toe: “Althans dat denkt de eigenaar....”. Wat moet je daar nu weer mee? Bouncy, zo heet de hond, gedroeg zich echter zo volgens het boekje van de rasstandaard van de IJslandse Hond, dat het er wel een moest zijn.
          Geen idee waarom die IJslandse boeren er ooit de voorkeur aan hebben gegeven Border-Collies te gaan gebruiken. Het is toch veel leuker een hond met een eigen wil te hebben die je vrolijk kwispelend komt begroeten in plaats van zo’n angsthaas? Al is “vrolijk” natuurlijk een puur menselijke interpretatie. Wie weet wat dat kwispelen in hondentaal echt betekend.
          Ik mocht Bouncy fotograferen en had nu mijn eerste echte IJslandse IJslandse Hond op beeld. En ik zag hem zelfs aan het werk. Een vijftigtal paarden moest van de ene naar de andere wei, aan de andere kant van het weggetje. Bouncy en ook de Border-Collie hielpen de meisjes bij het drijven. De Collie deed dat met enig overleg, zoals we dat kennen bij het schapen drijven, althans dat probeerde ie. Bouncy sprong luid blaffend tussen de paarden, rende van hot naar her, had er volgens mij geen idee van waar ie mee bezig was, had er zeker lol in, zorgde er ondertussen wel voor dat de paarden bleven lopen tot ze op de plek kwamen waar ze zijn moesten. Klus geklaard, of dat nu aan Bouncy te danken was?
          Aan dapperheid ontbrak het ook de meisjes niet. Kennelijk moest toch niet de gehele kudde verplaatst worden. Dus sprongen ze met opgeheven armen zo tussen de rennende paarden waardoor de laatste paarden vol in de remmen gingen (moesten!). Het was een machtig schouwspel, die voortrazende kudde op nog geen meter afstand voorbij te zien stormen.
          Opvallend was ook de overgang van diepe rust naar volle actie bij Bouncy. Ondanks zijn vermoeidheid stond hij binnen een tel weer gereed voor zijn baas. Overigens bevestigde de fokster op Grísará later dat Bouncy, die ze kende, inderdaad een raszuivere hond was.

  
  
 

De dag werd nog beter toen ik voor de zoveelste keer de camping in de binnenstad van Akureyri opreed. Daar, voor die caravan, lag warempel een kortharige IJslandse Hond. De teef bleek Fluga te heten, maar bleek toch niet geheel raszuiver. Een oma bleek een Collie geweest te zijn. Ze gedroeg zich wel als een IJslandse.

  

Nu had ik dus twee raszuivere, met de hond van Grísará erbij drie, honden gezien. Een veelvoud echter had Collie bloed in zich. Het is jammer dat de boeren zo weinig gebruik meer maken van (ras) IJslandse Honden. Zij zijn het die in principe het ras in stand zouden moeten houden door die honden te selecteren die het werk dat ze van oudsher verrichten het beste uitvoeren. “Stadse” fokkers en fokkers bijvoorbeeld in Nederland kunnen wel fokken op uiterlijk maar kunnen nooit de werk- of leefomgeving nabootsen. En voor Nederlandse fokkers komt daar nog het klimaat bij. Hoe vaak komt het in Nederland nou voor dat je met fiets en al van de weg wordt geblazen? Ben dan ook benieuwd tot wat de IJslandse Hond zich uiteindelijk zal ontwikkelen.
          Ik heb genoeg IJslanders met een hond gezien en ze kennen ook allemaal de IJslandse Hond, misschien moeten wij ze als toeristen maar duidelijk maken hoe bijzonder ze zijn. Moet je eens kijken hoeveel boeken er in de winkels liggen over IJslandse Pony’s, kasten vol en over de IJslandse Hond kun je er niet een vinden. Duidelijk een ondergeschoven kindje dus. Hopelijk keren de boeren, waarvan het aantal trouwens in rap tempo terugloopt, op rasse schreden terug als ze inzien dat die Border-Collies weinig voorstellen - en dat inzicht groeit, want waarom kruisen ze ze anders met een IJslandse Hond?

Ik vervolg de route langs de noordelijke kust
Tussen Gásir en weg 82 zie ik een zwarte hond met krulstaart en staande oren op een boerderij. Hij leek me te groot en de blaf klopte ook niet. En ik was te moe om het te gaan vragen.
          Op weg naar de mooie Olafsfjörður kwam ik door het plaatsje Dalvik. In de plaatselijke Appie Heijn hing warempel een advertentie waarin IJslandse Honden pups te koop werden aangeboden. Dat vond ik nogal vreemd. Gezien de prijs die je voor een pup op IJsland moet betalen zou je denken dat er een schaarste aan puppy’s was. Ik had ook het idee dat pups - in elk geval van gekende fokkers - zo weg waren. Ik vond het dus nogal een opmerkelijk bericht. Wie weet waren het wel honden zonder stamboom of iets dergelijks.

Verderop langs de route, bij Holar, de oude bisschopszetel, was een team van tenminste twintig mannen en vrouwen de boel wetenschappelijk aan het afgraven; archeologen dus. Het interessantste voor mij was dat ze twee hondenskeletten hadden gevonden. Degene met wie ik sprak schatte ze op 50 - 70 jaar dood. Wellicht dat we ooit nog eens in een artikel lezen wat dat precies voor honden waren en hoe lang ze daar nu werkelijk lagen.
          Ik had in elk geval wel wat te lezen. In het hotel van Holar hadden ze het bekende drietalige IJslandse Hondenboek. Waarschijnlijk was het ’t laatste exemplaar dat op het hele eiland nog te koop was. Ik sloeg dus snel mijn slag. Vlak voor de vakantie had ik al de mazzel een exemplaar van het bekende boek van Mark Watson “The Iceland Dog 874 - 1956" te kunnen kopen en nu dit weer.

Verder ging het weer... Tijdens het fotograferen van een Bonte Strandloper familie op de plaats van het oude Hegranes Ding (de lezers van de Saga van Grettir de Sterke zal nu een lichtje gaan branden) kwam er een wit - zwarte Collie-achtige hond voorbij. Hij huilde naar zijn baasje die net van het land was weggereden. Zodra de Bonte Strandloper de hond in de gaten kreeg vloog ze direct op hem af om hem bij haar kuikens weg te leiden. Ook deze hond was zo bang / onderdanig als maar zijn kon. Ik hoefde slechts op te staan en hij droop af.
          Later kwam de aardige boer een praatje maken. “Waarom hij geen IJslandse Hond had?” vroeg ik hem. “Ze blaffen zoveel he.” Terwijl hij zich toch echt geen zorgen hoefde te maken om klagende buren gezien zijn oppervlakte land. Ook hij kende niemand bij hem in de buurt die een IJslandse Hond had. Een beetje vreemd is dat wel. De dag daarvoor had ik, zoals gezegd, in Holar, een boekje over “De IJslandse Hond” gekocht. Het was dat bewuste boek in drie talen, en daar staan mensen in die een IJslandse Hond bezitten in plaatsen waar ze ons vertelden dat er geen IJslandse Honden in de omgeving waren: onder andere in Kópasker en nu weer in Sauðárkrókur. Al hoeft die boer niet iedereen in Sauðárkrókur te kennen - het is best een grote plaats.

Op de doodlopende weg naar Grettislaug ook weer een kandidaat IJslandse Hond. Geen verdere actie ondernomen. Ditzelfde in Skagasströnd in het dorpje zelf. Ook hier geen actie ondernomen.
          Onderweg naar Bjarg, de geboorteplaats van onze sterke sagaheld Grettir, ook weer diverse mogelijke IJslandse Honden. Zelfs op de boerderij gelegen naast Bjarg lijken ze er een te hebben. Weer op weg richting de Ringweg 1. kreeg ik koffie aangeboden. Zulke vreemde toeristen als ik zagen ze daar niet vaak. Op voorwaarde dat ik thee kreeg nam ik de uitnodiging aan. Deze man wist werkelijk alles over IJslandse paarden. Niet van de honden, daar had hij geen kaas van gegeten. Hij vertelde wel dat ze daar in de buurt, op Gauksmyri, drie IJslandse Honden hadden. Dichtbij is relatief. Op de fiets in IJsland is alles al snel ver. Ik ben niet op Gauksmyri gaan kijken.

Ik richtte mijn blik op het mooie Vatnsdalur. Het is hier niet alleen mooi, de geschiedenis komt je hier ook uit alle hoeken tegemoet. Wie kent de Saga van de mensen uit het Waterdal nou niet (de Vatnsdæla Saga)? En dan hebben we het nog niet eens over het formidabele gevecht dat Grettir de Sterke hier achterin het dal, in het Schemerdal, geleverd heeft! De nodige borden langs de weg gaven archeologische achtergrondinformatie bij de gebeurtenissen uit de saga.
          Ook in dit dal weer verschillende krulstaarten met spitse rechtopstaande oren bij de boerderijen. En vanuit het dal zelf zie je pas hoe mooi de Vatnsdalshólar zijn. Vanaf de Ringweg 1. zie je wat heuveltjes. Vanaf de oostelijke weg in het dal zie je pas het geheel. Met het juiste licht is het helemaal een wonderschoon plaatje!

Zo langzamerhand werd het weer tijd richting Akureyri te gaan. Om de Ringweg 1. te mijden ging ik binnendoor. Dat bracht mij bij Auðkúla. Naast het opvallende kerkje liepen twee sterk op IJslandse Honden lijkende honden. De reu had aan beide achterpoten dubbele wolfsklauwen. Opvallend dat beide een “stompe” kop hadden, net als Bouncy. Verder heb ik niet gevraagd of het raszuivere dieren waren. Het hebben van dubbele wolfsklauwen is een aanwijzing, maar biedt geen absolute zekerheid.

  

Het zwart-witte hondje op de camping in Varmahlið bleek toch geen IJslandse Hond. Zo zie je maar weer hoe je je kunt vergissen!
          Op de camping van Akureyri waar ik voor de zoveelste keer neerstreek, deze keer om op Bonny te wachten die met het vliegtuig zou arriveren voor het tweede deel van haar vakantie, bevond zich nu wel een echte IJslander. En een mooie ook! Helaas vertrokken zijn baasjes net, geen foto derhalve.

En toen was het grote moment aangebroken. Op naar de fokster bij Akureyri! Het weer was niet al te best voor een fotoreportage. Het was behoorlijk donker en het miezerde zo nu en dan. Wel had Bonny een nieuwe 50mm f1.4 lens bij zich. Deze bleek werkelijk ideaal om de honden te fotograferen. Het bezoek overtrof onze stoutste verwachtingen. Liefst vier honden wachtten ons op. De een nog bijzonderder dan de ander, en met name ook in genetisch opzicht. Ik had nooit gedacht een leverkleurige IJslandse Hond te zien. Hier stond er een voor me. Een van de twee die op dat moment op IJsland rondliepen. Die ander was haar broer. Luisteren deden deze honden voor geen meter, zodat ook dit niet meehielp bij het maken van de foto’s. Syrpa, die kleine licht gekleurde met opvallende mooie grijze tekening, was wat mij betreft de leukste van het stel. Deze teef was het merendeel van de tijd compleet uit het zicht verdwenen. Was ze al in beeld dan weigerde ze stil te staan, om ook maar voor een moment te poseren. Op een drafje ging het van hot naar her. Ondanks de niet ideale omstandigheden bleken de foto’s van deze sessie bij thuiskomst toch nog behoorlijk te zijn.

  
  

  
        

De fokster zelf bleek een gezellige prater, net als haar moeder die ook aanschoof voor een kopje koffie / thee. Na over van alles en nog wat gepraat te hebben, moesten we beslist mee naar een naastgelegen boerderij waar ze IJslandse Kippen en IJslandse Geiten hadden (en konijnen die gehouden werden om hun wol!). Vooral de geiten zijn uiterst zeldzaam. Boeren krijgen betaald om ze te houden om zo het ras te redden. Zo hadden we alle ras “IJslandse” dieren gezien: de honden, paarden, koeien, kippen, schapen en geiten. IJslandse varkens bestaan kennelijk niet. Voor de sagaliefhebbers dan nog dit. Op deze boerderij zou de farm van Helgi de Magere gestaan hebben, zijn standbeeld is te vinden in Akureyri.

 
 

Nu wachtte ons een doorsteek door het altijd indrukwekkende binnenland. Aan het eind daarvan wachtten de Gullfoss, Geysir en het plaatsje Flúðir waar de volgende fokker op ons lijstje stond. In zijn huis was het helemaal kermis. Liefst acht IJslanders vonden daar onderdak. En op dat moment lagen er ook nog zeven puppy’s. Ik had er daar best een van willen meenemen. Niet alleen was het genetisch een bijzonder nest, de pups zagen er ook voortreffelijk uit en groeiden volgens de fokker als kool. Vergeleken met de pups die ik gezien had in Nederland net voor ik vertrok bij twee verschillende fokkers waren deze een flinke slag groter. Helaas waren de pups nog te jong en meenemen op de fiets was ook niet echt een optie. Wel hebben we nog steeds de wens ooit een IJslandse Hond van het eiland zelf in huis te halen.
          Wij hadden sterk het vermoeden dat er speciaal voor ons het nodige werk in de keuken was verricht. Een heerlijke kruidkoek en appeltaart stonden voor ons klaar. Hadden we dat geweten dan hadden we vooraf op de camping niet zoveel gegeten. Ondanks dat je als fietser op IJsland onbeperkt kunt bunkeren, bleek meer dan een portie taart teveel gevraagd. Ook hier werd gezellig en voornamelijk over de honden gepraat. Zijn honden sierden tal van publicaties over de IJslandse Hond in de Verenigde Staten, Duitsland en IJsland zelf. Zijn reuen mochten er dan ook wezen. Wat een beren vergeleken met onze Grettir! En dan die twee teven die elkaar de tent uitvochten, als ze de kans daartoe kregen. Menig kamertje was dan ook met een hekje afgezet.
          Ook werden we weer wat wijzer. Kennelijk zit er een nieuw IJslands IJslandse Hondenboek aan te komen en eindelijk is er ook een begin gemaakt met DNA-onderzoek bij IJslandse Honden. Naar wat ik begreep gebeurde dat alleen (of eerst?) bij een selectie honden op het eiland zelf. Dus naast het onderzoek van Pieter Oliehoek (kon ik trouwens via Google niet meer terugvinden op Internet - toch jammer) kunnen fokkers straks ook terugvallen op dit erfelijkheidsonderzoek.

Skaftafell
Sommige plaatsen zijn je beter gezind dan andere. Goðafoss is een plek die mij altijd slecht weer bracht. Bij Geysir gebeurde altijd iets bijzonders en Skaftafell is gewoon mijn ding. Dat was zeven jaar geleden zo en dat werd nu nog eens dunnetjes overgedaan. Allereerst vonden we daar de Grote Keverorchis, waarmee ik deze reis alle zeven op IJsland voorkomende orchideeënsoorten had gezien. Daarmee was een reisdoel gehaald. Hier wachtte ons ook nog de ontmoeting met de parkopzichter en - belangrijker! - zijn honden. Na de tip in Reykjahlið had Bonny via e-mail contact gezocht met de opzichter. We moesten maar langskomen als we in Skaftafell waren. Zo simpel kan het gaan.
          De Skaftafellsjökull bleek in die zeven jaar van mijn afwezigheid enkele honderden meters korter geworden. Het landschap voor de gletsjertong had een grondige metamorfose ondergaan. Hoe erg het smelten van de gletsjers in het licht van Global Warming is, weet ik niet. Feit is wel dat de IJslandse gletsjers in de Vikingtijd, of de tijd van de Kolonisatie, nog veel en veel kleiner waren. Het zal nog wel even duren voor we bij die situatie zijn aangeland.

De eerste avond zag ik een licht gekleurde hond door de struiken op de camping schieten. Ik kon hem niet goed zien, meende toch een IJslander te herkennen. De volgende dag kwam Bonny met het bericht dat ze een licht gekleurde IJslandse Hond had zien schooien bij de bankjes voor het bezoekerscentrum. Dat bleek ook zo te zijn. Het was niet echt een heel mooie hond, haar kracht zat ergens anders. Ze bleek bijzonder goed te luisteren. Op haar penning stond de naam Tritla. In mijn beste IJslands riep ik haar om bij me te komen. Warempel dat lukte! Zelfs toen ik in het IJslands zei dat ze moest gaan zitten gehoorzaamde ze. Die paar woorden IJslands had ik opgepikt van de IJslandse honden baasjes. Net als in Nederland wordt daar voortdurend geroepen (in Nederland vaak geschreeuwd) “kom hier” en “zit”. Leuk dat de honden me tenminste verstaan. De mensen zelf blijken mijn paar woorden IJslands niet echt te kunnen volgen...
          De opzichter hadden we ondertussen nog niet gezien en ook nog niet gebeld. Eerst zouden we de volgende dag eens een lange wandeling maken naar de vallei van Kjós. De Svartifoss mag dan heel mooi zijn en 75.000 bezoekers per jaar trekken. De vallei van Kjós bleek echt een Tempel der Goden. En het mooie was, die dag zagen we slechts een andere toerist!
          Ik heb het ergens al eerder geschreven: wees voorzichtig met wat je wenst. In IJsland gaat het voor mij iets te vaak op dat mijn wensen verhoord worden, zodat toeval uitgesloten dient te worden. Het werkt beide kanten op. “Het zou toch mooi zijn als we een poolvos zouden zien.” De volgende dag bij het Blöndulón zagen we er een. Mijn constatering dat mijn tent nog niet echt getest was omdat ik bijna constant mooi weer had, werd de volgende dag keihard afgestraft. Een flinke storm met veel regen liet de tent hard werken. Die gaf overigens geen krimp.
          Nu waren we op terugtocht uit de vallei van Kjós naar de camping. Ik merkte op dat we al lange tijd geen “kippen” meer gezien hadden, zoals wij de sneeuwhoenders plegen te noemen (prachtig geluid maken ze). Net voor de brug die ons weer aan de goede kant van de Morsá zou brengen, liet zich een kip horen en vervolgens ook zien. Ondanks alle vermoeienissen van die dag moest ik proberen er goede foto’s van te krijgen. Dat lukte aardig, belangrijker was echter dat deze tussenkomst tot een andere ontmoeting leidde. De timing was perfect.
          In het veld naast de asfaltweg richting de camping zagen we twee ruiters vergezeld van twee honden. Die ene was Tritla en die andere was ook een kandidaat IJslander. Dat moesten toch wel de honden van de parkopzichter zijn. Zeg nou zelf, wat is de kans op nog meer IJslanders in deze buurt? De meisjes te paard kwamen onze kant op. We stonden net op het punt ze aan te spreken toen een groene terreinwagen kwam aanrijden. Laat dat nou de opzichter zijn! Na een kort gesprek was de afspraak voor een fotosessie zo gemaakt. De meisjes, zijn dochters, gingen ondertussen hun eigen gang. De route via de weg was hun te simpel. De paarden en honden werden door het riviertje geleid en verder door het veld vervolgden zij hun weg naar huis.
          Nog was de koek voor die dag niet op. Tijdens ons gesprek met de opzichter werd de Skeiðarársandur al verlicht met verscheidene regenbogen die onder donkere buien hingen. Een prachtig schouwspel in het zachte avondlicht. Dit licht straalde ook op IJslands hoogste bergpiek. Terwijl Bonny het eten ging voorbereiden moest ik ook dit kleurenspel vastleggen. Dat we die avond uitgeteld waren laat zich raden.
          De druk was hoog die volgende dag. Nu had ik de kans in een fantastische omgeving foto’s van IJslandse Honden te maken die ook nog eens goed luisterden. En dan zat ook het weer nog mee. Als het nu een potje werd, was het een en alleen mijn schuld. Ruim voor onze afspraak gingen we op verkenning uit. Op naar de Svartifoss die als achtergrond moest dienen voor “mijn” IJslanders. Terwijl ik nog niet eens wist of de opzichter dat eind wel met ons wilde wandelen. Ik zocht uit welke lenzen ik nodig had en waar ik de honden wilde hebben in de compositie. Daarna gingen we naar de oude boerderij Sel. Ook hier bekeek ik de nodige composities. Een paar honden op het dak, dat zou mooi zijn. Zou het kunnen?
          De opzichterswoning lag daar niet ver vandaan. Zelden een huis met zo’n uitzicht gezien! Overweldigend. De opzichter was niets te dol. De halsbanden mochten af, de honden, Tritla en Timmy genaamd, stoven sowieso het plaggendak wel op en hij vond het best om naar de Svartifoss te gaan. Ik kon de composities maken die ik wilde. De honden leken wel circusdieren, hier kon onze Grettir nog wel wat van leren. Terwijl hij zijn honden op de juiste plekken liet staan, zitten of liggen vertelde hij ook nog honderduit.
          Zijn IJslandse kippen hadden nog meegespeeld in de laatste Batman film. Verschillende scènes waren hier op de gletsjer gedraaid. Twee dagen had hij meegelopen op de set met zijn kippen - die ik natuurlijk ook moest fotograferen. Vanzelfsprekend werd hij uitgenodigd voor de première in Reykjavik. En maar wachten op zijn kippen, die, er helaas waren uitgeknipt!

  

IJslandse geiten had hij niet. Die mochten daar in de buurt niet gehouden worden vanwege de schapen. De regio was ziekte vrij voor schapen en daarom mochten er daar geen geiten worden ingevoerd die een (schapen)ziekte konden overbrengen.
          De vooraf bedachte composities bij de Svartifoss bleken achteraf gezien niet geweldig, die bij Sel wel.

  

Een gevecht tussen moeder (Tritla) en zoon (Timmy) leverde mij een onverwachte mooie opname op. Timmy kreeg te veel aandacht van ons en Tritla wilde haar zoon weer even op zijn plaats zetten. Dit soort foto’s kun je niet plannen; gelukkig was ik alert genoeg om op het juiste moment te reageren.

 
 

Zoals vaker miste ik wel dé opname van de dag. Net toen beide honden, samen met een rotsblok en vallend water op de achtergrond de perfectie compositie vormden, bleek mijn geheugenkaart vol. Ik kon drukken wat ik wilde, snapte er niets van, wist dat ik deze kans gemist had en zag toen het knipperende “Full”. Op mijn 4 GB geheugenkaart passen 240 opnames. Wat is dan de kans dat net op dat ene zeldzame moment de kaart vol is?

         
     
  

Het bleek een leerzame avond. De opzichter bleek een gezellige prater en vertelde uitgebreid over zijn werk, het park en dat hij ging verhuizen! Daarnaast had ik ook nog de foto’s waarvan ik veel verwachtte. Het leven op IJsland kan zo goed zijn...

Alweer was een van onze doelen voor deze reis gehaald. We hadden IJslandse Honden gezien en niet de minste ook. Daarbij was het ook nog gelukt om een paar echt mooie honden foto’s te maken in een typisch IJslands landschap.

Ons restten nog heel wat hoogtepunten voor we de veerboot in Seyðisfjördur weer op zouden rijden. Geen had te maken met IJslandse Honden. In de Oost-Fjorden hebben we nog getracht de boerderij te vinden waar Grettirs vader Ulfur vandaan kwam. Die plaats hebben we echter niet kunnen vinden, ondanks dat we er langsgereden moeten zijn. En wat we al dachten, de uitspraak van Grettirs naam, is totaal anders dan dat wat wij ervan maken. Zouden we zijn naam correct op zijn IJslands uitspreken dan zou hij echt niet komen, je alleen vragend aankijken.

 

Tonny Buijs

November 2007