DE VERANDERING
Een reisleider die elk jaar reizen naar IJsland begeleidt vertelde me
jaar in jaar uit niet te lang te wachten om het land opnieuw te bezoeken.
Het veranderde. Ik kon me er geen voorstelling van maken wat hij bedoelde.
Wat kan er nu veranderen aan de natuurwonderen van het land?
Inmiddels denk ik te weten wat hij bedoelt. Aan de ene kant
is het de enorme toevloed aan mensen waardoor je op alle wegen –
uitgezonderd de aller extreemste 4 x 4 routes wellicht, want daar ben
ik niet geweest – je je absoluut niet eenzaam hoeft te voelen.
De Ringweg 1. (Race-Road 1.) is zo druk geworden dat fietsen daar niet
leuk meer is – en veilig vind ik het daar voor fietsers ook niet
meer, met name als er Italiaanse of Franse coureurs in het spel zijn.
Een rondje IJsland met de fiets via de Ringweg 1. lijkt mij een achterhaald
avontuurlijk idee (wellicht nog als je levensmoe bent). IJslandse kennissen
meldden overigens niet dat er dodelijke ongelukken plaatsvinden waar
fietsers bij betrokken zijn. Op moment van spreken waren er al wel vier
motorrijders dodelijk verongelukt.
Dat er op de Ringweg 1. (te) hard gereden wordt mag duidelijk
zijn. En dat, ondanks de diverse politiecontroles die ik heb gezien
en ondanks de enorme boetes die er voor staan (huilende toeristen voor
draaiende camera’s op de IJslandse buis). Vijfenzeventig procent
van de betrapten schijnt toerist te zijn. Lijkt veel, maar het zal niet
veel schelen of vijfenzeventig procent van het totale verkeer betreft
toeristen.
Veel fietsers die ik heb ontmoet ontwijken de Ringweg 1.
dan ook bewust. Ze gaan stukken met de bus om op “rustiger”
wegen de reis te vervolgen. Opvallend vaak bestaat die route uit Sprengisandur
van zuid naar noord, en via de Kjölur terug naar het zuiden. Een
mooie route ware het niet dat de Kjölur bijna onbegaanbaar is geworden.
Ik kan me goed voorstellen dat er zeven jaar geen onderhoud meer aan
is gepleegd. Vanaf de eerste brug ten noorden van Hveravellir tot aan
het asfalt bij de Gullfoss is het stuiteren geblazen over de wasborden
die de volle breedte van de weg beslaan en waaraan geen ontsnappen mogelijk
is.
Het landschap is er onveranderlijk prachtig en ik heb het
bewuster in me opgenomen dan in 2000 toen ik de Kjölur voor het
eerst fietste. Toch, de fietser die komt om rustig IJsland te zien en
die niet een of andere sportieve queeste najaagt – zoveel mogelijk
kilometers onbegaanbare weg afleggen in een paar weken tijd, die fietser
raad ik aan de Kjölur te mijden. Over de Sprengisandur kan ik niet
oordelen, die heb ik zelf niet gefietst hoewel dat wel in de planning
zat. Wel heb ik van fietsers die beide grote binnenlandroutes gedaan
hadden gehoord dat de Sprengisandur nog slechter is qua wegdek.
Kortom, fietsen op Race-road 1. is niet leuk meer. En lekker
fietsen op de binnenlandweg Kjölur is (was dit jaar) onmogelijk.
Blijven over de andere gravelwegen. Ik heb er veel gefietst in het Noord-Oosten
en Noorden. Het wegdek varieert, maar nergens ontkom je aan mede toeristen
(zijn hier overigens zeer zelden fietsers!). Wel veel campers. En je
vraagt je soms af wat ze bezield daar te rijden. Wellicht omdat ze alle
asfaltwegen al bereden hebben en toch wat moeten. Op IJsland zul je
je ook als fietser dus nergens meer eenzaam voelen. Dat is een kant
van het verhaal om zo snel mogelijk naar IJsland te gaan voordat het
helemaal over is. Het massatoerisme wint snel terrein en het eind is
nog lang niet in zicht.
Een
tweede punt is de enorme belasting die toeristen voor de natuur vormen.
En dat moet je in brede zin zien. Het is niet alleen de toerist die
over steeds breder wordende paden loopt te wandelen. Rondom die toerist
wordt een hele infrastructuur gebouwd om ze het recreëren maar
zo comfortabel mogelijk te maken.
Meer wegen worden aangelegd, van asfalt voorzien en verbreed.
Er zijn plannen om of de Sprengisandur of de Kjölur te asfalteren
(via een alternatieve route door een gebied waar nu nog geen weg ligt).
Nu is de Kjölur al behoorlijk druk. Maar stel je de in colonne
rijdende campers eens voor die door het binnenland trekken om van het
verkrachtte landschap te genieten, maar desondanks nog best mooi zal
zijn. Geen van de IJslanders die ik sprak is overigens voor deze plannen.
Hetgeen niet wil zeggen dat ze dan ook geen doorgang zullen vinden…
Op alle gekende hoogtepunten, de top bezienswaardigheden
van IJsland, en die zijn echt telbaar, worden of zijn picknick voorzieningen
aangelegd, verschijnen WC’s en ruime parkeerplaatsen. Tel daar
alle mensen bij op die daar nu vanwege de goede sanitaire voorzieningen
rond de klok verblijven, dat betekent ook daar overnachten – wat
doorgaans verboden is / illegaal in hun campers. En daarbij de hordes
mensen die met bussen worden aangevoerd, en voor je het in de gaten
hebt is het idyllische plaatje van IJsland weg. Het landschap is goedkoop
(en dit in de context van IJsland!) en eenvoudig vermaak geworden en
voor wat romantisch ingestelde figuren is de aantrekkingskracht weg.
De groep mensen die van het kleine avontuur houdt en wil genieten van
een stukje onvervalste lege oernatuur die moet snel naar IJsland of
anders een andere bestemming zoeken. Voor mensen die de zaken wat extremer
aanpakken ligt het wat anders. Zij zullen nog wel rustige plekken kunnen
vinden buiten de gebaande wegen. Het aantal mensen dat zich hier mee
bezighoudt neemt natuurlijk ook toe. Kortom: Het “Iceland Air
IJsland” staat behoorlijk onder druk.
Bij de Seljalands- en de Skógafoss drong het bespottelijke
pas echt door. De ene Toyota Yaris rijdt weg en de volgende arriveert.
Hij, meestal de mannelijkste van het stel, stapt achter het stuur vandaan
en samen lopen ze al foto’s makend naar de waterval. En ze hebben
het allemaal reuze naar hun zin en hebben het idee onderdeel te zijn
van een unieke gewaarwording (kortom, wat zeur je dan?). Als je echter
het grotere plaatje bekijkt, want dit tafereel herhaalt zich de hele
zomer, 24 uur per dag, dan wordt die ervaring net zo inwisselbaar als
een rondje in de draaimolen op de plaatselijke kermis. Makkelijk te
realiseren, zonder enig risico, zonder enige vorm van moeite; u betaalt,
wij draaien. En dan toch het idee hebben iets avontuurlijks gedaan te
hebben, wat een perfecte marketing! Het zien van de waterval is een
ervaring die wij met z’n allen delen, maar dan toch liever op
de fiets in plaats van in een Yaris (over een Landrover valt te twisten...).
Over gedeelde ervaringen gesproken: de Svartifoss bijvoorbeeld trekt
75.000 mensen per jaar. Hoeveel zouden dat er wel niet bij de Gullfoss
zijn?
Dimmuborgir bij het Mývatn is door zijn brede paden
totaal sfeerloos geworden. Bij Leirhnjúkur worden steeds meer
vlonders geplaatst en wandelpaden uitgezet. Ik weet niet of dit gebeurt
om het landschap te beschermen dan wel om het de toeristen makkelijker
te maken om te lopen. In het eerste geval kan ik me er iets bij voorstellen,
al zijn de vlonders zeer storend in het landschap aanwezig. In het andere
geval wordt veel te veel tegemoet gekomen aan de vermeende (?) wens
van de toerist.
Hveravellir, gelegen in het midden van de Kjölur, is
vernield door mensen die alle kiezelstructuren kapot lopen, overal stenen
in de bronnetjes menen te moeten gooien (of muntjes zoals bij Geysir).
Het zijn niet veel mensen die dit doen, maar als er een begint vindt
het al gauw navolging. Bij Hveravellir is baden in het bekende bad al
lang niet meer voldoende. Steeds meer mensen liggen stroomopwaarts daarvan
in het langsstromende beekje. Het nut daarvan ontgaat me, ik zie wel
wat er vernield wordt, en weer wordt iets van het beeld aangetast dat
IJsland ongerept zou zijn.
Mensen die in Hveravellir stroomopwaarts van het badje in
allerlei poeltjes gaan liggen; het is slechts één voorbeeld.
Het is niet meer de natuur die bewonderd wordt om zijn schoonheid, het
is de natuur die gewaardeerd wordt om het vermaak dat ze kan bieden.
Zeven jaar geleden schreef ik dat IJsland de Efteling was. Ik had toen
moeten schrijven: het sprookjesbos van de Efteling. IJsland dreigt steeds
meer de Efteling van de Python en dergelijke attracties te worden.
Geysir en Gullfoss zijn aangepakt om de enorme toeloop een
beetje in banen te leiden, je hoeft er nog net niet in de rij te staan
voor een kassa. Over bijna alle grote bezienswaardigheden die ik dit
jaar heb bezocht hangt een zweem van tweede hands. Het is mooi, voor
iemand die het voor het eerst ziet waarschijnlijk fantastisch, maar
het is niet puur meer. En sommige dingen begrijp ik gewoon niet. De
voet van de Hvítserkur (op Vatsnes) is verstevigd door middel
van ingemetselde stenen (was misschien in 2000 ook al het geval). Waarom
laat je dat ding niet gewoon instorten als zijn tijd gekomen is?
Het tweede punt is dus dat door de enorme toename van het
toerisme de glans verdwijnt van de unieke IJslandse natuur. Dat is makkelijk
te constateren bij de topattracties, maar straalt ook af op minder bekende
plekken omdat het land de toestroom niet aan lijkt te kunnen en mensen
altijd op zoek zullen blijven gaan naar “nieuwe” unieke
plekken.
Ik weet niet of IJslanders zich hier zorgen om maken. Ze
hebben hun ziel toch al verkocht door die dam bij Kárahnjúkur
te bouwen, waardoor ze nimmer meer reclame kunnen maken met de slogan:
“IJsland de laatste oer-wildernis van Europa”. Voorzover
dat al kon. Nu is het gewoon een leugen. Op één IJslander
na, die een enorme voorstander van dat project bleek, heb ik geen IJslander
gesproken die niet op z’n minst ernstige twijfels bij het project
heeft. De meesten zijn gewoon ronduit tegen. Genoemde IJslander wilde
IJsland – z’n hele natuur – wel opofferen om de Global
Warming tegen te gaan door zoveel mogelijk zeer energie intensieve industrieën
naar het land te halen. Elk land heeft zo zijn joker zullen we maar
zeggen.
En nu bestaan er bijvoorbeeld plannen om in de West-Fjorden
een olieraffinaderij te bouwen. Het lijkt me niet echt een industrie
met toekomst (tenzij er op de Noordpool olie gewonnen gaat worden, en
dan nog). Ik ga IJslanders echter niet vertellen wat ze wel of niet
moeten doen. Het is hun land en ik ben blij dat ik er altijd zo gastvrij
onthaald wordt en er mijn eigen ding kan doen. Voor mij betekend het
wel dat ik nog eens naar de West-Fjorden moet voordat die fabriek gebouwd
wordt en daarna hoef ik er niet meer heen. Net als de Kárahnjúkurdam
wil ik die raffinaderij gewoon niet zien.
“Ga er heen voor het te laat is, het land verandert,”
ik kan niet anders dan de woorden van deze reisleider te onderschrijven.
Het is slechts zeven jaar geleden dat ik hier voor het eerst kwam, de
verandering sindsdien is immens en ze voltrekt zich steeds sneller.
TOT SLOT
De reis had geen kilometer langer moeten duren. De laatste helling in
Oosterbeek voordat ik thuis zou zijn moest ik lopend op. Ik trapte de
versleten ketting nu continu over de bijna verdwenen tanden van de kettingwielen
heen. En dat was niet alleen irritant, het bracht me ook geen steek
verder. Even later kon ik alle zooi voor de laatste keer van de fiets
halen. Thuis, en nu onder de douche.
Eenmaal
terug denk je vrolijk begroet te worden door een hond die je vier maanden
heeft moeten missen. Nou mooi niet. Grettir deed net alsof hij me niet
kende. Zelfs een beetje kwispelen met zijn staart kon er niet vanaf.
Of hij zeggen wilde: bekijk jij het maar, om me hier zo lang achter
te laten. Deze koele ontvangst heeft toch een paar dagen geduurd. Uiteindelijk
is alles goed gekomen.
Het was weer een fantastische zomer en nu kan het nagenieten
beginnen. Verhalen kunnen worden geschreven, foto's bekeken en de plannen
voor volgende IJslandreizen gemaakt.
Tonny Buijs
April
2008